Beschrijving
:
De inschrijver of gegadigde is niet bij een rechterlijke uitspraak die kracht van
gewijsde heeft, veroordeeld op grond van: a. deelneming aan een criminele organisatie
in de zin van artikel 2, eerste lid, van Gemeenschappelijk Optreden 98/733/JBZ van
de Raad, (PbEG 1998, L 351);b. omkoping in de zin van artikel 3 van het besluit van
de Raad van 26 mei 1997 (PbEG 1997, L 195) respectievelijk artikel 3, eerste lid,
van Gemeenschappelijk Optreden 98/742/JBZ van de Raad (PbEG 1998, L 358);c. fraude
in de zin van artikel 1 van de overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële
belangen van de Gemeenschap (PbEG 1995, C 316);d. witwassen van geld in de zin van
artikel 1 van richtlijn nr. 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming
van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PbEG L 1991,
L 166) zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 2001/97/EG van het Europees Parlement en
de Raad (PbEG L 2001, 344).Als veroordelingen als bedoeld onder a, b, c, of d worden
in ieder geval aangemerkt veroordelingen op grond van artikel 140, 177, 177a, 178,
225, 226, 227, 227a, 227b of 323a, 328ter, tweede lid, 420bis, 420ter of 420quater
van het Wetboek van Strafrecht.